Alle deelnemers zitten in een grote cirkel en zullen samen een verhaal opbouwen en vertellen.  Een deelnemer begint een verhaal. De coach beslist wanneer men naar de volgende verteller overgaat (buur aan de linker zijde) en zo verder tot de laatste deelnemer en dusdanig het einde van het verhaal.

Deze eenvoudige oefening laat toe in een verhaal op te gaan, in een situatie te stappen, op de trein te springen terwijl deze in beweging is. Dit laat de deelnemer tevens toe zich aan te passen indien het verhaal de richting niet uitgaat dat deze verwacht alsook controle uit te oefenen op de timing en de effecten: een duidelijk begin, een probleem, een oplossing en een einde. Men leert het verhaal niet te verzwakken met te veel informatie.

Men leert duidelijk, precies en volledig te zijn zodat de volgende verteller vooruitgang kan boeken in het verhaal.  De deelnemers moeten ook het terrein voorbereiden, belangrijke momenten inlassen en het geheel bekijken op lang termijn.  Ze moeten de informatie van anderen aanvaarden (hetgeen gezegd is, is gezegd). Er wordt niet rechtsomkeer gemaakt, men gaat steeds verder en men sleutelt verder aan de intrige met de basis die reeds werd opgebouwd. 

Andere deelnemers kunnen belangrijke informatie toevoegen die de individuele deelnemer zal toelaten zich te begeven daar waar hij of zij misschien niet dacht te gaan.